Lesvoorbereiding : “Wat is kanker?”

Inhoud

Overwegingen voor de lesvoorbereiding:

  • Zelfreflectie: Besteed enige tijd aan het nadenken over je eigen ervaringen met ziekte, verlies en rouw. Hoe voelde je je toen? Welke vragen had je? Het begrijpen van je eigen gevoelens en reacties kan je helpen om empathisch en begripvol te zijn naar de kinderen toe.
  • Wees op de hoogte van je eigen emoties: Het is ook belangrijk om rekening te houden met je eigen emoties. Het bespreken van ziekte, verlies en rouw kan ook moeilijk zijn voor volwassenen. Zorg ervoor dat je ook zelf de nodige ondersteuning krijgt.
  • Voorbereiden van de omgeving: Zorg ervoor dat de klasruimte warm en uitnodigend is. Het kan handig zijn om zachte muziek op de achtergrond te hebben of wat comfortabele kussens in de kring te leggen voor het gesprek.
  • Bereid je voor op verschillende reacties: Elk kind is uniek en zal anders reageren. Sommige kinderen kunnen emotioneel worden, terwijl anderen misschien onverschillig lijken. Beide reacties zijn normaal. Het is jouw rol als leerkracht om een veilige omgeving te bieden waarin alle gevoelens worden geaccepteerd.
  • Vertrouwelijkheid: Verzeker de kinderen dat wat er in de klas wordt besproken, vertrouwelijk is (binnen de grenzen van de veiligheid). Dit zal hen helpen zich veilig te voelen om te delen.
  • Stel open vragen: Bij het bespreken van het boek en de emoties van de personages, stel open vragen om kinderen aan te moedigen hun gedachten en gevoelens te delen. Vragen zoals “Hoe denk je dat het personage zich voelt?” of “Wat zou jij doen in deze situatie?” kunnen effectiever zijn dan vragen die een eenvoudig ja of nee antwoord vereisen.
  • Bereid je voor op follow-up: Het kan zijn dat sommige kinderen na de les nog vragen of zorgen hebben. Wees bereid om tijd vrij te maken voor individuele gesprekken of om eventueel professionele hulp te zoeken indien nodig.

Voorbereiding :

Opzoekwerk: hoe leg je kanker uit op een eenvoudige manier?
Hoe vertel ik dat ik het ook heb en ongeneeslijk ziek ben?

Materialen :

  • Groot papier.
  • Lijmstift.
  • Stiften.
  • Reeds uitgeknipte prentjes van dingen die de leerkracht/*zieke persoon graag doet.
  • Uitgeknipte prent van een lichaam.
  • Eventueel een RX foto van een lichaamsdeel.
  • Een voorleesboek rond verlies. (je kan voorbeelden vinden in onze boekenlijst)

Inleiding :

  • De leerkracht (of een collega die de juf goed kent) vraagt aan de kleuters wat ze eigenlijk allemaal over *haar/hem weten.
  • Lievelingskleur – eten – drinken – hobby – leukste klasactiviteiten – muziek – vakantie – knuffel – verhaal – grapjes maken…
  • Bekijk en bespreek de prentjes. Laat de kinderen erover vertellen.
  • Bijvoorbeeld: ja, jullie weten allemaal dat ik graag koffie drink dus kleef deze prent maar op…
  • De kinderen kleven de voorziene prentjes lukraak op een groot blad.
  • Ze kunnen ook zelf nog iets tekenen om erbij te kleven op een klein blaadje.

Kern :

(dit is in de ik-persoon geschreven, maar je kan de naam van de zieke vermelden)

Nadien kleef je een prent van een lichaam op de poster – daarbij vertel je volgend verhaal :
Jullie hebben hier nu samen met mij allemaal dingen op gekleefd die ik graag doe – eet – hoor enzoverder… jullie kennen mij echt wel goed hoor – dat is fijn.
Ik kleef nu een prent erbij van mijn lichaam en ik zal jullie wat vertellen.
Van toen ik al veel jonger was zit er een celletje (klein bubbeltje) in mijn lichaam dat een hele lange reis maakte – tot die op een dag besloot om in mijn buik te gaan wonen. Ik tekende met stift een lijn doorheen mijn lichaam vanaf mijn hoofd tot in mij tenen en weer terug naar mijn buik.
Enkele kinderen mogen eens met hun vinger over de lijn gaan.

Info voor de leerkracht :
“Meestal zitten er vele jaren tussen de eerste mutaties en het ontstaan van die eerste kankercel. Die eerste kankercel gaat zich op een chaotische manier delen.
Eens een kankercel ontstaan is, kan deze zich verder ontwikkelen tot een kwaadaardige tumor.
Het was eigenlijk een stoute cel. Een kankercel. De term ‘kanker’ verwijst naar een groep ziektes waarin abnormale cellen(stoute cellen) zich delen en verspreiden. Meestal vormen die abnormale cellen een massa, ook wel tumor genoemd.”

En wat doen celletjes die ergens graag blijven? Wat denk je? …
Laat de kinderen hier een mogelijk antwoord formuleren.
Inderdaad, ze gaan daar wat eten en ze worden dikker – deze cel had het zo naar zijn zin dat hij zo dik werd als een kiwi – doordat die zo dik was duwde die tegen mijn ribben aan en dat voelde niet fijn. Ik had er veel pijn van. Zo’n cel die groter wordt noemen ze een tumor – deze kan goedaardig of kwaadaardig zijn.
Dat wil zeggen dat een goedaardige tumor niet zo erg is en kan genezen door medicijntjes te nemen of zo’n tumor kan door een kleine operatie weggenomen worden.
Een slechtaardige tumor is niet goed want die kan vaak niet genezen of weggenomen worden. Dat hangt af van de soort.

(dit is mijn persoonlijk verhaal maar kan aangepast worden aan de situatie)

Toen ik dat aan de dokter vertelde dacht hij eerst dat ik een beetje te veel gesport had – dat er een spier was die pijn deed, maar enkele weken later deed het nog steeds pijn. Zo erg dat ik niet goed meer kon eten, die stoute cel duwde tegen mijn maag. Weet je nog, dat is daar waar ons eten in terechtkomt.
De dokter werd toch wat ongeruster en stuurde mij naar het ziekenhuis voor een scan. Dat is een grote machine in de vorm van een buis waar je doorheen kan schuiven, net zoals een overdekte glijbaan in een waterpretpark.
Deze machine neemt foto’s van je lichaam vanbinnen, dat hadden we reeds geleerd dat dat bestaat. Hier kan je de RX foto tonen.
Toen de foto klaar was waarop ze de tumor gezien hadden is de dokter onmiddellijk naar mij toegekomen om het slechte nieuws te vertellen. Want hij is kwaadaardig. Dit was natuurlijk niet fijn – ik was erg geschrokken en moest huilen.
De dokter vertelde me wel dat ze zo goed mogelijk voor mij gaan zorgen zodat ik geen pijn voel en nog zoveel mogelijk kan doen. Daarom moet ik nu vaak naar het ziekenhuis om chemotherapie te krijgen.
Chemotherapie is een medicijn dat in een zakje zit en door een buisje in mijn lichaam komt – die medicatie zorgt ervoor dat de tumor kleiner zal worden en dat ik geen pijn meer heb. Helaas is het bij mij zo erg dat ik echt nooit meer zal genezen. Er zijn wel mensen die kanker hebben en ervan genezen.
Er zijn ook dingen die ik niet meer kan of mag doen omdat ik daar dan veel te moe voor ben.
We kunnen samen op de collage de dingen aanvinken waarvan jullie denken dat ik ze niet meer kan doen. Geef enkele kinderen een stift en overloop de prentjes.
Wat kan ik niet meer doen : naar school komen want daar kan ik niet rusten,…
Een verre reis maken – ….
Wat ik wel nog kan doen is af en toe op bezoek komen in de klas en verhalen voor jullie lezen.
Slot:
Laat de gevoelens toe van de kinderen en ook van jezelf – zeg dat alle gevoelens oké zijn. De kinderen mogen vertellen hoe of wat zij nu voelen of gewoon een reactie geven – ze mogen aangeven waar ze nu nood aan hebben. Je kan ze vertellen dat het helemaal oké is dat ze boos – bang of verdrietig zijn. Of eender welke emotie.
In mijn klasgroep waren er kinderen verdrietig – sommigen begonnen over hun vakantieplannen te vertellen – een ander kind ging een toverstokje zoeken om mij beter te toveren – een ander kind weer wou buiten gaan spelen….
Ze kunnen na dit gesprek in enkele groepjes volgens hun gevoel kiezen wat ze doen:

  • Rustig in gesprek gaan bij mij.
  • Een boekje zelfstandig lezen.
  • Een verhaal beluisteren bijvoorbeeld : “als verdriet op bezoek komt”

Auteur Eva Eland.

  • Met poppetjes de situatie naspelen onder begeleiding van een leerkracht.
  • Buiten spelen of in de bewegingshoek.

In elke klas is er wel een leerling die kanker van dichtbij meemaakt. Hoe ga je als leraar daar mee om in de klas? Hoe reageer je op de vragen/emoties waar leerlingen mee zitten? En vooral: hoe vertaal je dit naar interessante leerstof die past binnen het leerplan ‘Zin in leven! Zin in leren’ en ook boeiend is voor leerlingen die niet rechtstreeks getroffen zijn?

ZILL DOELEN

Socio-emotionele ontwikkeling /Omgaan met gevoelens /SEgb1

Gevoelens en behoeften bij zichzelf en anderen beleven, aanvaarden, herkennen en in taal uitdrukken.

2,5 -12j

De basisgevoelens: blij, bang, boos en verdrietig beleven, bij zichzelf en anderen (h)erkennen en benoemen – aanvoelen hoe gevoelens elkaar kunnen opvolgen onder invloed van veranderende omstandigheden – ervaren hoe eenzelfde situatie verschillende gevoelens kan oproepen – de behoeften achter emoties en gevoelens herkennen en benoemen.

Ontwikkeling van een innerlijk kompas/Veerkracht/IKvk4

Situaties die als moeilijk ervaren worden en frustraties ombuigen door te zoeken naar mogelijkheden om er bevrijdend mee om te gaan.

2,5 -12j

Situaties waarvan men weet dat ze voor hen moeilijk zijn herkennen en waar aangewezen vermijden – zien hoe anderen met lastige situaties en frustraties omgaan en daar uit leren – aanvaarden dat lastige situaties bestaan en dat ook daarvoor oplossingen bestaan.$

2,5-6j

Zich in zijn kwetsbaarheid durven tonen.
Ontdekken hoe verbondenheid, nabijheid en luisterbereidheid helpen bij verdriet.

8-10j

Op een of andere manier laten blijken dat ze verbonden zijn met mensen in verdriet.

6-12j

Weten dat bepaalde ziekteverschijnselen en handicaps niet altijd kunnen worden vermeden.

Religieus/RKlg1

Attent worden voor de levensbeschouwelijke dimensie van de werkelijkheid en de uitnodiging tot een gelovige benadering van het leven.

Met zo veel gevoel: stilstaan bij wat er in je leeft
De kinderen verwonderen zich over hoe gevoelens doorweven zijn met wie mensen ten diepste zijn.

Rooms-katholieke godsdienst /Vertrouwen en wantrouwen, mogelijkheden en beperkingen / RKvm2

Erop vertrouwen dat er over schijnbaar dode punten heen nieuwe kansen liggen en een nieuw begin maken. Ontdekken wat ‘verrijzenis’ kan betekenen in het leven van mensen en mogelijk in het eigen leven.

2,5-6j

In ervaringen en belevingen, mogelijkheden, talenten ontdekken en positief leren omgaan met beperkingen.

Verdriet als een deel van het (en hun) leven ervaren.

8-10j

Het verdriet dat ze rondom zich zien, onder woorden brengen.
Ontdekken dat er verdriet is wanneer zij afscheid moeten nemen (soms ook een kort afscheid) van mensen met wie ze erg verbonden zijn, of wanneer zij iemand of iets verliezen (een mens, speelgoed, een huisdier).

Ontwikkelingsdoelen

Nederlands luisteren

  1. De kleuters kunnen een mondelinge boodschap, eventueel ondersteund door gebaar, mimiek met betrekking tot een concrete situatie begrijpen.
  2. De kleuters kunnen voor hen bestemde vragen in concrete situaties begrijpen.
  3. De kleuters kunnen een mondelinge, voor hen bestemde boodschap, ondersteund door beeld en/of geluid, begrijpen.
  4. De kleuters kunnen door de kleuteronderwijzer gegeven opdrachten, met betrekking tot activiteiten in de klas of op school, begrijpen.
  5. De kleuters kunnen een beluisterd verhaal, bestemd voor hun leeftijdsgroep, begrijpen.
  6. De kleuters kunnen de bereidheid vertonen om naar elkaar te luisteren en om zich in te leven in een boodschap.

Mens en maatschappij

Mens

Ik en mezelf
  1. De kleuters kunnen bij zichzelf onderkennen wanneer zij bang, blij, boos of verdrietig zijn en kunnen dit op een eenvoudige wijze uitdrukken.
  2. De kleuters kunnen in een eenvoudige taal een recent gebeurde situatie waarbij zij betrokken waren in dialoog met een volwassene, beschrijven en vertellen hoe zij zich daarbij voelden.
Ik en de andere
  1. De kleuters kunnen bij anderen gevoelens van bang, blij, boos en verdrietig zijn herkennen en kunnen meeleven in dit gevoel.
  2. De kleuters weten dat mensen eenzelfde situatie op een verschillende wijze kunnen ervaren en er verschillend kunnen op reageren.
  3. De kleuters kunnen een gevoeligheid tonen voor de behoeften van anderen.

Eindtermen

Nederlands

Luisteren

  1. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beschrijven) de informatie achterhalen in een voor hen bestemde mededeling met betrekking tot het school- en klasgebeuren.

Spreken

  1. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren) het gepaste taalregister hanteren als ze: vragen van de leerkracht in verband met een behandeld onderwerp beantwoorden.

Mens en maatschappij

Ik en mezelf

  1. De leerlingen drukken in een niet-conflict geladen situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens, gedachten en waarderingen spontaan uit.
  2. De leerlingen kunnen beschrijven wat ze voelen en wat ze doen in een concrete situatie en kunnen illustreren dat zowel hun gedrag als hun gevoelens situatie gebonden zijn.

Ik en de ander

  1. De leerlingen kunnen in concrete situaties verschillende manieren van omgaan met elkaar herkennen, erover praten en aangeven dat deze op elkaar inspelen.
Afdrukken

Delen via:

Inhoud

Koop nu 'Mijn troostpop'

Nieuw

Koop nu "Juf, waar ben je?"

Zoek je meer info:

Deze website kwam tot stand na een intensieve periode van onderzoek in kader van een bachelorproef. Het moet leerkrachten in het kleuteronderwijs handvatten aanreiken om kanker een plaats te geven in de klas wanneer ze hiermee te maken krijgen.

wat: website

doelgroep: onderwijs

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *